9 mei 1995. Geachte redactie, Gaarne wil ik u verzoeken onderstaande tekst in uw rubriek 'Ingezonden stukken' op te nemen. Kansen voor advocaten van top-criminelen. Met belangstelling heb ik maandag jl. het programma van Marc Klein Essink bekeken met o.a. oud-commissaris Blaauw uit ROTTERDAM en Mr. Doedens, de advocaat van de 'Octopus-organisatie', die naar zijn zeggen in juridische zin niet bestaat, maar waarvan de praktijken thans duidelijk aan het licht zijn gekomen. Een zaak waar wij als Nederlanders niet erg trots op hoeven te zijn. Marc sprak Doedens verschillende keren aan met 'mijnheer'. 'Mijnheer' had het witte pak aan, alsof hij de onschuld zelve is. Het is natuurlijk wel moedig van de 'mijnheer' in het witte pak om voor de televisie te verschijnen, maar hij zal zijn declaratie wel bij zijn cliënten hebben ingediend. Doedens initiëerde overigens een discussie over een 'winkeltje' waarin zaken worden verkocht en betaald met geld waarvan de herkomst onbekend is. Daar vergoeilijkt hij zijn uit criminele activiteiten verkregen inkomsten mee. Dat is een goeie. Juridisch kan hij zich hierdoor verontschuldigen voor de verdediging die hij voor een aantal cliënten op zich heeft genomen. Vanuit de advocatenpraktijk gezien dient een advocaat altijd het belang van zijn cliënt te dienen. Dat heeft hij dan ook gedaan. Ik hoop dat bij hem thans het inzicht groeit dat ook hier grenzen bestaan en vanaf nu ook binnen de advocatuur kritisch gekeken wordt naar ethische factoren, waarbij aan misdrijven tegen de mensheid, zoals het met commercieel oogmerk systematisch uitroeien van jeugdigen met op lange termijn dodelijke stoffen en ondermijning van de arbeidsethiek, een halt wordt toegeroepen. J.L. van der Heijden.

18 MEI 1995 UW STANDAARDBRIEF D.D. 15 MEI 1995 TER ATTENTIE VAN DE REDACTIE VAN DE TELEGRAAF