Voorzitter Rechtbank van Amsterdam Mr. F. Lauwaarts Postbus 84500 1080 BN AMSTERDAM Datum: 7 december 1996 Betreft: OCTOPUS Kenmerk: ICB/OMA961207 Geachte heer Lauwaarts, Aangaande bovengemelde zaak kan ik u het volgende melden. Als wereldwijd bekend eigenaar van het het handelsmerk Instituto Cervantes in de Benelux is het mij in april 1993 duidelijk geworden dat ik een doelwit was van criminele organisaties. Vele signalen in die richting had ik inmiddels ontvangen, waaronder een artikel in De Telegraaf van 24 april 1993 met de titel 'Gewonnen maar toch zwaar verloren', waarin de oud-rector van het Westfries Dag/Avondcollege te Hoorn, de heer G.H. Kraij, had verklaard dat het onderwijs 'gecriminaliseerd' zou zijn. Teneinde aan dit probleem een structureel einde te maken heb ik eind april/begin mei 1993 een case-study, mijn omgevingsnetwerk en sleutelinformatie overgedragen aan de politie te Nijmegen. Nadien ben ik in een bedreigde situatie komen te verkeren waardoor de opbouw van mijn organisatie ernstige vertraging heeft opgelopen en mijn gezondheid ernstig is geschaad.

In dit licht verzoek ik u als getuigen in uw proces op te roepen

1. De heer G.H. Kraij, oud-rector Westfries Dag/Avondcollege, thans woonachtig te Leiden
2. De heer G.P. Boogaard, woonachtig Mesdaglaan 1 te Bosch en Duin
3. De heer W.J.M. Velings, commissaris van politie te Nijmegen
4. De heer G.M. van Essen, te dien tijde directeur van HOI Opleidingen te Alkmaar

en mij hun getuigenverklaringen te doen toekomen.

Van de heer Kraij verneem ik gaarne wat hij heeft bedoeld met de opmerking dat het onderwijs gecriminaliseerd zou zijn. Over de heer Boogaard heeft diens voormalige zakelijke partner de heer L.A. de Vries mij in de winter van 1991 alsvolgt gemeld:

"Ik ben met Ger (de heer Boogaard) pas nog naar Colombia geweest. We werden daar als vorst ontvangen. We hoefden alleen maar een rapportje te maken en we kregen alles betaald. Daarna hebben we nog een gratis vakantie op Aruba doorgebracht".

Ik ben zeer beniewd naar de inhoud van dat rapportje. Van de heer Velings verneem ik gaarne wat hij met mijn netwerkinformatie heeft gedaan. Voorts vind ik het belangrijk van U te vernemen wie de heer J. van der Heijden uit Alkmaar voor het eerst bij drugshandel heeft betrokken, op welk moment en om welke reden. Van de heer Van Essen lijkt het mij goed zijn persoonlijk commentaar op deze zaak te vernemen. U kunt mijn bewijsvoering rond maken. Hoogachtend, J.L. Van der Heyden

24 JANUARI 1997 19961231 TER ATTENTIE VAN DE PRESIDENT VAN DE RECHTBANK VAN AMSTERDAM

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN