Maandag 7 oktober 2002 Gelezen: Claus overleden, Claus, een korte biografie, Intellect, charme en humor overwonnen aarzelingen over Duitse prins Veel waardering voor Claus, Premier Balkenende zeer ontdaan tijdens toespraak 'Nederland verliest een bijzonder mens', Derde Wereld inspiratiebron, grote passie en decor van zijn kinderjaren 'Ik ben een oude Afrikaan', Kiezer verwacht val van kabinet, Fractieleider met krachttermen afgeserveerd LPF-baronnen willen af van Wijnschenk. Verzonden: Subject: Nous Maintiendrons Date: Mon, 07 Oct 2002 21:43:54 Op dit moment van schrijven wordt de overleden Prins Claus van Amsterdam naar Huis ten Bosch gebracht. Ik moet altijd aan hem denken als ik mij op de foto zie met Mark op het bordes van het Utrechtse Academiegebouw op 31 augustus 2000.

Vreemd is dat eigenlijk niet. Vandaag heb ik vernomen dat hij uit Mecklenburg afkomstig is. Daar is ook een vermoedelijke voorvader van mij geboren, althans de stamvader van de familie Van der Heyden van Baak tot Doornenburg, Johannes (5 april 1496-8 mei 1557, Wismar, Mecklenburg Schwerin). Ik heb van hem het volgende verhaal opgetekend.

"Ook genoemd Hans Fögk. Wapen: eerst tot het midden der 17de eeuw: gedeeld: a. in zilver een zwarte vleugel, omgewend; b. in zilver drie rode heidebloemen, gestengeld van groen. Later: in zilver een zwarte vleugel; helm met zwart-zilveren wrong en zilver-zwarte dekkleden; helmteken: drie (1 en 2 geplaatste) rode heidebloemen, gestengeld van groen, tussen een vlucht, rechts zilver, links zwart. De afkomst van het geslacht van der Heyden (van Doornenburg), door mr. A.P. van Schilfgaarde. "Het Nederland's Adelsboek van vóór 1920 vermeldt de afstamming van dit, sedert 1815 tot de Nederlandse adel behorende geslacht, geheel in overeenstemming met de publicatie van wijlen pastoor Hofman in het Archief van het Aartsbisdom Utrecht, deel II, blz. 405 vlg., waarin als stamouders gegeven worden de echtelieden Hans van der Heyden bijgenaamd Fogh en Elske Wickboken, "beiden van adellijken bloede"' die te Wismar (Mecklenburg) woonachtig waren 1). Hun zoons Arend en Daniël zouden, wegens de invoering der Reformatie in dat Hertogdom in de zestiger jaren der 16de eeuw, hun woonplaats verlaten hebben en naar de graafschap Zutphen zijn uitgeweken. Arnt zou commandant (rentmeester en drost) van de Schuylenburg bij Silvolde zijn geworden, Daniël richter van Wisch. Op blz. 420 wordt een "brief van adeldom" afgegeven door het bestuur der stad Wismar op 13 Juli 1580, afgedrukt, waarvan een in 1677 door Foerdt, openbaar notaris te Venlo, afgegeven afschrift in het archief van het Huis Baak (bij Steenderen), lang zetel der Van der Heydens, aanwezig was. Tevens is aldaar op blz. 425 een verklaring afgedrukt, afgegeven door de wapenkoning P.A. de Launay d.d. 14 Maart 1678, waarin deze op grond van de genoemde acte van 1580 een verklaring van adeldom bezegelde, welke verklaring op 16 Maart 1676 (sic) door het bestuur der stad Brussel werd bevestigd. Als men nu het Adelsboek van 1920 opslaat, dan vindt men in de aanhef, dat de beweerde afstamming uit Wismar alleen op een verklaring van De Launay berust (hetgeen blijkens het bovenstaande onjuist is), zodat de bewerker het geslacht laat beginnen met Arndt van der Heyden, geb. c. 1550, drossaard van de Schuylenburg. Het Adelsboek van 1929 komt met nieuwe vondsten: Arnt van der Heyden komt te Nijmegen voor als Arnt Verheyen, en behoort dus vermoedelijk tot het daar gevestigde geslacht van die naam. Voorts wordt zijn eerste vrouw Engel Meyerinck voor het eerst vermeld, wier naam ontleend is aan het Gelderse leenregister. De weerslag van de opvattingen der Redactie in 1920 en 1929 vindt men terug in de "Historische Gedeelten" van 1925 en 1930. Nu evenwel het Adelsboek van 1942: de plaats van herkomst (Nijmegen) is in de tekst verdwenen, doch in het hoofdje gehandhaafd, en als eerste vermeldt het nog steeds Arnt van der Heyden, op 31 maart 1580 door de Magistraat van Zutphen aangesteld tot administrateur van de Schuylenburg. Achteraf is mij gebleken, dat de redactie niet meer vasthield aan de afkomst uit Nijmegen, maar dat deze vermelding bij vergissing in het hoofdje was blijven staan. Tot dusver het Nederlands Adelsboek. Sedert verscheidene jaren berust het archief van het Huis Baak als bruikleen op het Rijksarchief in Gelderland. Hoewel daarin verschillende afschriften voorkomen van de z.g. afstammingsbewijzen, vond ik daarin niet de notariële acte van 1677, doch wel ongewaarmerkte afschriften, w.o. ook van De Launay. De oorspronkelijke acte van 1677 bleek nog te berusten onder baron van der Heyden van Doornenburg, die mij er inzage van gaf. Aangezien het vermelden van de naam van De Lanauy tot voorzichtigheid maande, ging ik eerst op zoek naar een notaris Foerdt te Venlo. Deze functionaris bleek inderdaad te hebben bestaan, maar heette T. Oordt: protocollen van hem waren echter niet bewaard gebleven. De Launay kon nu uitgeschakeld worden, en slechts de geloofwaardigheid van de Venlose notaris, die in 1677 verklaarde de originele acte van 1580 2) gezien te hebben, kon in het geding komen. Het leek me niet waarschijnlijk, dat contrôle te Wismar mogelijk zou zijn (de stad ligt in de Oost-zône), zodat ik eerst wilde trachten op een andere wijze de afstamming na te gaan."

Ik vervolg mijn verhaal onder Arndt. "Verkreeg 20 juli 1580 adeldoms-bewijs van de stad Wismar. 31 maart 1580 door de magistraat van Zutphen aangesteld tot administrateur van de Schuilenburg, Wisch. Voordien enige jaren te Zutphen woonachtig. Nog in 1600 ambtman. Bezit het Bergs leengoed de Poll, van ouds genoemd Holthuysen te Oer onder Gendringen. Hij wordt hiermee op 4 december 1588 (voor de helft) beleend door opdracht van Gerard van Borcken. Koopt 28 februari 1597 het goed Liefrinck in Hengelo, wordt 4 juli 1598 ambtman, verwalter en rentmeester in de Hoogheid Wisch. Woont in 1603 te Terborg. De weduwe en kinderen uit het tweede huwelijk van Arndt vestigden zich 'in den eersten aanvang der 17e eeuw' te Doetinchem." Ik vervolg hieronder het verhaal van mr A.P. van Schilfgaarde over de afkomst van het geslacht van der Heyden (van Doornenburg), zoals beëindigd bij Vader Johannes Fögd.

"Het trok allereerst mijn aandacht, dat volgens Nederlands Adelsboek de stamvader Arnt van der Heyden op 31 maart 1580 door de stad Zutphen benoemd zou zijn tot administrateur van de Schuylenburg. Dit kasteel toch was een hertogelijk domein, dat herhaaldelijk verpand was aan particulieren, maar waarmede de stad Zutphen niets uit te staan had. Wat bleek nu uit de Kentnissen van Zutphen, deel 1580-83, fol. 26v.? Burgemeesteren, schepenen en raad van Zutphen verklaren, dat hun mede-ingezetene Arndt van der Heyden zich steeds behoorlijk gedragen heeft, en dat zij hem, nu hij door Christoffel Schenck, vrijheer van Toutenburch, overste, is aangesteld tot ambtman van de Schuylenburg, met vrouw, kind en "huysgesindt" vrijgeleide verlenen (31 Maart 1580). Inderdaad was de Schuylenburg op 20 Augustus 1575 verpand geworden aan Christoffel Schenck van Toutenburg, overste in Zweedse dienst. Een onderzoek in de processen van het Hof van Gelre en Zutphen leverde een merkwaardig gegeven op: in het proces 1589 no. 3 vond ik een brief van Arnd van der Heyden aan de Magistraat van Doetinchem d.d. 1 Dec. 1587 st. nov., waarin hij klaagt over een rooftocht door soldaten uit dat garnizoen. Hij is ambtman van de Schuylenburg voor genoemde George Schenck, die te Upsala in Zweden woont, waar Van der Heyden hem opgezocht heeft om rapport over deze plundering uit te brengen. Dus een reis van de Schuylenburg naar Upsala ter bespreking van een niet zo erg belangrijke quaestie! Als men op de kaart een lijn trekt tussen deze beide plaatsen, dan gaat deze ongeveer over Lübeck, en 50 K.M. verder ligt Wismar, dat weer niet zo ver van de Zuidkust van Zweden gelegen is. Zou Arnt dan inderdaad relaties te Wismar gehad hebben en na zijn bezoek aldaar naar Zweden zijn overgestoken om zijn principaal te bezoeken? Het werd nu zaak te trachten met Wismar in contact te komen. Ik wendde mij in October 1951 eerst tot het Archiv der Hansestadt Lübeck, dat beloofde mijn aanvrage door te zenden, maar mij weinig hoop gaf op een antwoord, aangezien, hoewel het archief te Wismar bewaard was gebleven en onder vakkundige leiding stond, het zeer onzeker was of mijn brief wel terecht zou komen en een eventueel antwoord mij bereiken zou. Tevens schreef mijn Lübeckse collega mij, dat de namen der getuigen Jasper Tabbaert en Joachim Leuwenouwen sterk Nederlands-getinte namen waren, die hem uit de buurt van de Oostzee niet bekend waren, en dat hij overigens geen gedrukte gegevens kende over de familie Van der Heyden gend. Fogh. Boven verwachting ontving ik na ruim een maand antwoord uit Wismar. Het Stadtarchiv aldaar deelde mij mede, dat in hun Akten het concept van een oorkonde voorkomt, gedateerd 13 Juli 1587 (dus niet 1580), waarin de afkomst van Daniel van der Heyden wordt vastgelegd. Men had hier dus het evenbeeld van de acte voor Arnt voor zich, die alleen uit het afschrift van 1677 bekend was. Aan de echtheid daarvan behoeft dus niet meer getwijfeld te worden, al behoeven datum en tekst wel enige correctie! Verdere inlichtingen kon men mij niet verstrekken. Mijn gedurende enige jaren voortgezette pogingen, om uit Wismar een volledig gewaarmerkt afschrift van de acte te krijgen, zijn aanvankelijk niet geslaagd. Geen mijner brieven werd beantwoord, ook niet als deze via Lübeck gingen. Eindelijk heb ik in Januari 1954 (door bemiddeling van de Archivabteilung der Deutschen Demokratischen Republik in Berlijn en de Archiv-Inspektion Mecklenburg-Schwerin) een fotocopie en een afschrift kunnen machtig worden, die ik als bijlage I laat afdrukken. (zie onder Research). Er blijkt hieruit, dat de acte inderdaad voor Arnt bestemd is geweest, doch door zijn broeder Daniel is aangevraagd. De datum komt merkwaardig overeen met die van de reis van Arnt naar Upsala, die toch ook wel in de Zomer van 1587 zal hebben plaatsgevonden. Men kan met grond veronderstellen, dat Arnt en Daniel samen naar Wismar zijn gereisd, en dat Daniel, toen Arnt naar Upsala was gegaan, voor deze de acte heeft doen opmaken. Bij vergelijking zien we, dat de notaris in zijn afschrift enige eigenaardige fouten - afgezien dan van het jaartal - heeft gemaakt, door aan de "ehrbaren" Daniel de titel "Edelborn" te geven, door de woorden "von einer untadelhafftigen Ardt" te maken: "von einen Adelhaftigen Ardt", en de "Ehrliche Ampteren" te verheffen tot "Ahdliche", evenals de "ehrliche Geburt". Wij laten daar, of de wellicht moelijk te lezen acte de notaris aanleiding gegeven heeft tot deze enigszins suspecte schrijffouten! Enige uit Wismar verkregen gegevens omtrent naamdragers van de families Van der Heyden, Fogh en Wickbolten volgen als Bijlage II."

G.A. van Dalen vertelt in het boek '1000 jaar Gendringen' onderstaand verhaal over Arndt als drost van de Schuylenburg: Het bevel liet hij over aan Arn van der Heyden, zoon van Hans, afkomstig uit Wismar. Die was er tevens zijn rentmeester. De graven van Culemborg waren de nazaten van Wennemar graaf van Heyden (zoon van Ridder Menso de Heydene, geboren 1316 te Heyden in Westfalen). Ik ben gaandeweg steeds meer gaan begrijpen waarom jij mij regelmatig "Mijnheer de Baron" hebt genoemd. Ik was vóór de problematiek met het taleninstituut in ZEIST nog niet veel conflicten gewend geweest. Een conflict ontstaat vaak spontaan en vanuit het onbewuste. Zo is de nacht van 4 op 5 maart 1991 klaarblijkelijk niet aan de buitenwereld voorbij gegaan. Ik citeer in dit verband voor de curiositeit nog eens mijn dagboek van 10 juni 1992:

Alicante, woensdag 10 juni 1992 De zon schijnt over Alicante. Tijd voor strand en zee. Een gitana leest de kaarten en voorspelt mijn toekomst. Er zijn drie vrouwen in mijn leven, "una rubia, una de pelo castaño oscuro y una de pelo castaño claro. En un día festivo estuvo a disgusto con la rubia, por la tarde y por la noche a eso de la una o la una y media. Hace dos años o algo así. Las mujeres de pelo castaño parecen mucho. Son ricas. Son mujeres de carrera. La del pelo castaño oscuro conoció a mediodía. Ella le quiere. Ella es de suerte. Echó lágrimas para ella.Va a tener una buena salud. Ahora tiene que cuidarse con los bronquios, pero va a vivir en un clima seco, al mar. Va a tener una vida larga. De suerte". Zij las het allemaal uit de kaarten. Opmerkelijk was de associatie bij de ridder te paard.

Jij was ongetwijfeld die 'rubia' waarmee ik een probleem kreeg tijdens de 74ste verjaardag van mijn vader op 4 maart 1991. De andere door de 'gitana' op het strand van Alicante vermelde dames met kastanjebruin haar zijn ongetwijfeld Liesbeth Halbertsma en Ida Willadsen. Liesbeth heb ik inderdaad rond het middaguur leren kennen op 1 november 1989, even nadat ik de aanstelling bij Nieuw Elan had gekregen. Zij werd toen rondgeleid door Joop Tegels en had een notulist nodig. Op jouw advies heb ik vanaf dat moment één lijn met haar getrokken en daar ben ik tot op heden niet van afgeweken ondanks pogingen van derden om daarin verandering te brengen. Afspraak is afspraak en 'commitment' is 'commitment'. En daar houd ik mij aan. Nochtans heeft Liesbeth mij ten gevolge van de gebeurtenis van 5 maart 1991 uiteindelijk moeten ontslaan met de woorden "Ik heb nu een dure stafmedewerker die zijn geld niet opbrengt".

Desalniettemin heb ik kunnen vaststellen dat zij mij achter de schermen de steun heeft gegeven die ik nodig had voor mijn verdere loopbaan. Het was toen een vreemde tijd in Maarn. Een merkwaardige rol speelde daarbij een Maarnse bankdirecteur met de naam Van IJzendoorn of iets in die geest. Jij kende hem van de tennisvereniging (dansen). Tijdens een feestje bij de Woudsma's bood hij jou in aanwezigheid van jouw echtgenoot een glas rode wijn aan zonder zich aan mij voor te stellen. Een mij tot op dat moment onbekende handelwijze. Ik kan mij echter niet aan de indruk onttrekken dat dit er uiteindelijk toe heeft geleid dat ik uiteindelijk met Prinses Diana in contact ben gekomen. Met name jouw weigering om van mij een rood mantelpakje te accepteren, dat ik in februari 1991 in een etalage in de Kalverstraat had gezien, speelt daarbij een belangrijke rol. Het was op de dag dat ik jou in Noordwijk mijn kantoor heb laten zien tegenover Hotel Oranje. Datzelfde mantelpakje kwam ik op 9 oktober 1996 weer tegen in de krant. Diana was op 8 september daaraan voorafgaand al op mijn bruggetje achter mijn huis verschenen op de Wellenkamp met een kastanjebruine pruik. Hoe dit verhaal zich verder heeft ontwikkeld kun je lezen in mijn boek 'Letters to Diana, Princess of Wales'. Inmiddels heb ik heel wat rechten opgebouwd. Ik ben juridisch permanent eigenaar van het handelsmerk 'Instituto Cervantes' in de Benelux. Die rechten heb ik nog steeds en ben in formele zin derhalve collega van Koning Juan Carlos in de Benelux en derhalve ook van Hare Majesteit de Koningin. In dit verband heb ik op 8 mei van dit jaar aan een 'goede bekende' van Prins Claus (afgebeeld op pagina 327 van mijn boek) geschreven:

"Als directeur van het taleninstituut NIOW-Talen heb ik in de periode 1981-1987 min of meer hetzelfde werk gedaan als Hare Majesteit de Koningin. Alleen tegen een lager salaris. Ik diende alleen een gebied zo groot als heel Nederland te besturen met districtleiders, docenten en over de jaren zo'n 20.000 cursisten. Nadat ik het handelsmerk 'Instituto Cervantes' definitief op mijn naam had staan heb ik op 29 september 1996 een gesprek gevoerd met de heer Steurbaut op Paleis Het Loo in Apeldoorn. Dit verhaal staat ook in mijn boek. De heer Steurbaut was in die tijd secretaris van de Koninklijke Vereniging van Leden der Nederlandse Ridderorden. Hij heeft mij in die tijd door het paleis rondgeleid en mij uiteindelijk gevraagd "Mijnheer Van der Heyden, bent U van plan om het hele land over te nemen?". Hierop heb ik hem toen geantwoord: "Ik laat dat graag aan anderen over, maar dan moeten het wel goede zijn." Voorts vroeg hij: "En wat bent U nu van plan te gaan doen?" Antwoord: "Diana helpen met de opvoeding van Haar kinderen". "Dat is een goed idee!". En aldus geschiedde. Hare Majesteit heeft in die tijd ook Haar plaats aan mij afgestaan voor onderstaande groepsfoto.

Dit bedoel ik met de opmerking dat ik "de facto" de verantwoordelijkheden van jouw vader deel. Vanzelfsprekend heeft hij mij dat niet gevraagd. Ík ben het Instituto Cervantes in de Benelux en Hare Majesteit treedt in mijn rechten, evenals de kroonprinsen van de Benelux, zodra ík dat nodig acht. Juridisch liggen de zaken nu eenmaal zo.

De horoscoop in de Telegraaf is voor mij een communicatiemiddel. In mijn visie bevat de horoscoop de instructies die moeten leiden tot het gewenste doel. Torremolinos is op dit moment strategisch goed gelegen voor de uitvoering van mijn plannen: de opbouw van onze organisatie. Op tien minuten van de luchthaven, waardoor ik snel naar Wassenaar kan als het nodig is. Ik heb nog geen tijd gehad om naar het achterland te gaan. Eerst moet het bedrijf van de grond. Mijn werkzaamheden hier in Torremolinos bestaan dan ook voornamelijk uit het leggen van contacten en bedrijfsstrategische afspraken maken. Aan het echte werk ben ik nog niet echt toegekomen. Daar word ik ook nog niet voor betaald. Na Diana's overlijden ben ik in een shock terecht gekomen. Ik heb er nu zo'n kleine vijf jaar over gedaan om daar overheen te komen. De publikatie van mijn boek beschouw ik als mijn beste hulpmiddel. Mijn voormalige echtgenote heeft de reis met de Ibn Batouta ook gemaakt naar Marokko."

Ook de Stichting Cervantes Benelux staat op mijn naam en de Limited Company Instituto Cervantes Engeland en Wales, waarvan ik de bevoegdheden op 18 april 1997 aan Prinses Diana heb overgedragen teneinde er uiteindelijk een Nederlands-Brits familiebedrijf Van der Heyden/Spencer van te maken. Ik hoop dat The Court of Justice van Northampton op zeer korte termijn overgaat tot veroordeling van het management van Harrods tot vergoeding aan de limited van de aangerichte schade, zodat ik met mijn werk verder kan. Vijf jaar vertraging is al vijf jaar teveel geweest. Daarom is het ook van groot belang dat de in het boek voorkomende natuurlijke personen terzake ook voor hun verantwoordelijkheid uitkomen voor de handelingen die hierin staan beschreven. De tijd die ik in het Sint Radboudziekenhuis heb moeten doorbrengen heeft de opbouw van ons bedrijf ernstig vertraagd. 'Volgend jaar hebben we alletwee een bloeiend bedrijf' heeft Liesbeth mij in 1992 nog gezegd. Inmiddels zijn we tien jaar verder en is het bedrijf nog steeds niet operationeel. Desalniettemin vind ik achteraf dat je er goed aan hebt gedaan om mij per 22 april 1992 de vrijheid te geven. Het heeft mij de betekenis van het getal '492' op Diana's paarse pet uit het artikel 'We've got your number' d.d. 10 december 1995 duidelijk gemaakt nadat ik in Oss sleutel D220 hieraan kon toevoegen waaruit D220492 (Diana 22 april 1992) voortkwam.

Ik heb in die tien jaar tijd ook aardig leren relativeren. Herman Wijffels werkt nu met PRINSES IRENE samen in het NatuurCollege, terwijl ik meer geld heb geïnvesteerd in de ontwikkeling van mijn organisatie. Of ik overspannen ben geweest weet ik niet. Ik heb alleen last van mijn ogen. Daar moet ik mee leren leven volgens voormalig huisarts Van Gaal te Nijmegen. Ik had er wel moeite mee dat onze echtscheiding ten koste ging van de goede relatie die ik met Liesbeth had opgebouwd. Dat lijkt enigszins paradoxaal, maar met Liesbeth had ik een werkrelatie (zakelijk derhalve) en met jou privé. Liesbeth heeft die twee altijd goed gescheiden weten te houden. Mijn terugtrekking in het Sint Radboudziekenhuis vanaf 1 mei 1993 tot 1 december 1994 was een militair-strategische operatie. De strategieën had ik mij tijdens mijn officiersopleiding bij de School Reserve Officieren der Cavalerie eigengemaakt en toegepast (ref. het boek "Oorlog in de markt" zomer 1991) nadat ik vanuit het loopbaanadvies van de Baak als eerste actiepunt ter uitvoering had meegekregen: "Sla uw eerste slag op eigen kracht" (Bert Schaake van het bureau Psychotechniek te Utrecht). Die eerste slag heb ik op 30 april 1993 op de Beerendonck bij Wijchen geslagen tegen de georganiseerde criminaliteit en dit nadien uitgebreid met onze voormalige directeur H.W. Lulofs van de Baak (die Liesbeth uiteindelijk tot en met 31 december 1998 heeft opgevolgd) besproken. De declaratie die ik dienaangaande in juni 1995 bij de Centrale Recherche Informatiedienst te Zoetemeer heb ingediend ten behoeve van de Stichting Cervantes Benelux, staat nog steeds open, inclusief de wettelijke rente. Ook dit bedrag staat vermeld in mijn boek 'Letters to Diana, Princess of Wales'. Drugshandel is in Nederland volgens de opiumwet niet toegestaan. Dat schijnt men hier wel eens te vergeten. Om nog even op de NIOW-problematiek terug te komen: NIOW-talen is nooit failliet geweest. Aan het eind van het cursusjaar 1987 hadden we een tekort van Hfl. 150.000,- Dit bedrag hebben de 'heren' nadien kunstmatig boekhoudkundig tot Hfl. 300.000,- opgevoerd, terwijl Piet Kort van HINT bereid was dat risico van Hfl. 150.000 (zelfs meer) te blijven dragen en eventueel om te zetten in aandelen conform mijn voorstel uit die tijd. Dat was de toenmalige overwaarde van ons huis als ik mij dat goed kan herinneren. Het is dus een kunstmatige constructie geweest om Justitie om de tuin te leiden. Ik heb dit in een later stadium met 'Hoogverraad jegens de Staat der Nederlanden' aangeduid. Ik heb er wel veel moeite mee gehad dat ik in 1987 al onze zorgvuldig opgebouwde netwerkcontacten ben kwijtgeraakt. Ik denk hierbij met name aan de contacten uit onze FSI-tijd. Ik heb echter de indruk dat velen mij (en ook jou) niet zijn vergeten. Vooral niet in regeringskringen. Bij het overlijden van Prins Claus denk ik binnenkort een soortgelijke rol als hij had te moeten gaan vervullen. In de regel komt zo'n selffulfilling prophecy uit. Zo was Liesbeth in 1989 precies het type dat beantwoordde aan mijn gewenste profiel als samenwerkingspartner. Ik had in die tijd behoefte aan een mentorfunctie en dat ben ik in mijn beleving voor haar ook geweest. Uiteindelijk is het van belang dat jongeren van onze levenservaring een graantje kunnen meenemen. Wij zijn thans in een levensfase beland waarin wij onze ervaringen aan het nageslacht dienen over te dragen teneinde LPF-situaties te voorkomen in de toekomst. Prins Claus kan met goed fatsoen niet meer in een witte rouwstoet worden begraven omdat dat direct kan worden geassocieerd met de werkwijzen van de familie Fortuyn uit ROTTERDAM. Nochtans is dit een traditie van de familie Van Oranje. Liesbeth is de organisatiedeskundige met de netwerkcontacten. Reden waarom ik haar mijn juridische bevoegdheden heb gedelegeerd vanaf Diana's dood. 28 september jongstleden heb ik als deadline gesteld waarop ik verwacht dat het bedrijf operationeel is. De bevestiging hiervan heb ik nog niet ontvangen. Ik beschouw dat - in principe - als een overschrijding van de deadline, maar ik ben even ruimhartig als Frits Bolkestein. Daarom heb ik haar na de begrotingsdebatten in september 1996 een knuffel bezorgd bij de Baak (een witte beer). Dat gold ook voor Peter Ottenhoff inzake de Stichting Cervantes Benelux. Deze stichting dient thans naar De Eikenhorst in Wassenaar te verhuizen. Zodra de koninklijke familie door de zwaarste rouwperiode heen is zie ik dat ook wel gebeuren. Dit wat mijn ontwikkelingen betreft. Ik feliciteer jou ook van harte met het voorgenomen huwelijk van Mark en Caroline op 5 september volgend jaar. Op dat punt hebben we samen weer iets voor de boeg. Het lijkt mij goed om daar samen voor de kinderen een geweldige dag van te maken. Ramon komt natuurlijk ook weer voor belangrijke keuzes te staan als hij klaar is op de HTS. Het eerste belang wordt uiteraard dat er brood op de plank komt en hij zich tevens een goed toekomstperspectief creëert. In hoeverre ik daar een bijdrage aan kan leveren is op dit moment niet helder. Het zal voor een groot deel afhangen van de verkoopcijfers van mijn boek. Dat moeten er in principe een paar miljoen worden. Zeker in de Engelstalige wereld. Ik ontvang royalties. De kosten zijn er echter nog lang niet uit. Het succes daarvan zal voor een groot deel ook afhangen van degenen die in de periode 1996-1997 direct bij de ontwikkelingen zijn betrokken. Op de eerste plaats de vorstenhuizen van Nederland, België, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk (Koningin Elizabeth II heeft het eerste manuscript ontvangen met kertstmis 1997) en hun respectievelijke regeringen (Kok, Jan Peter, Blair, Aznar etc.). Ook mijn openstaande rekeningen dienen nog te worden betaald (Ik sta voor elk schikkingsvoorstel open). Ondermeer door de Staat der Nederlanden en de directeur/eigenaar van Harrods en de Ritz in Parijs (het volledige vermogen van de Prinses van Wales op het moment van overlijden plus wettelijke rente). Ik hoop dat de bestuurlijke structuur van de organisatie nu ook helemaal rond is. Ik heb alle direct betrokkenen geadviseerd dit in goede samenspraak met mr Gijs van Amstel te regelen. De heer Van Amstel heeft mij in 1991 immers geadviseerd om een handelsmerk te deponeren bij het Benelux merkenbureau. Vanzelfsprekend moet ik deze week nog naar Den Haag om mijn laatste eer te bewijzen aan Hare Majesteits overleden echtgenoot. Ik weet nog niet of ik woensdag of donderdag word verwacht. Inmiddels ben ik - na hiertoe te zijn uitgenodigd - lid geworden van de Vereniging Officieren der Cavalerie vanwege mijn strategische positie. Ik ben blij dat ik de huzaren weer tot mijn vrienden kan rekenen. Dat is ook een lang ontwikkelingstraject geweest. Slechts twee maanden ben ik in die opleiding geweest. Ik heb mij toendertijd niet gerealiseerd dat mij een bijzondere eer ten deel was gevallen deel te mogen uitmaken van een keurkorps van jonkheren, graven en baronnen. Deel uitmakend van het Ere-escorte van Hare Majesteit de Koningin. Maar daar ben ik mij thans volledig van bewust. Het is niet slecht geweest om hierover een paar jaar te hebben kunnen nadenken. Tot vrijdag in 's-Hertogenbosch. JOHN.

8 OKTOBER 2002 HET KOMPAS VAN FRIGILIANA