Nijmegen, 9 april 1996 Beste Tjitse, Op deze Tweede Paasdag neem ik even de tijd om jou naar behoren iets uitgebreider te antwoorden op jouw post van 21 maart en later. Ik beschouw het als een persoonlijke erezaak jou zonder externe beïnvloeding mijn persoonlijke reactie te geven. Op de eerste plaats ben ik jou buitengewoon erkentelijk dat je mij in kennis hebt gesteld van jouw brief van 23 juli 1995 aan de heer Wilzing. Ik houd het niet voor onmogelijk dat de heer Wilzing daadwerkelijk heeft gemeend dat mijn waarnemingen niet met de nuchtere, feitelijke werkelijkheid overeenkwamen. De nuchtere feitelijke werkelijkheid is voor iedereen anders. Als ik nu uit mijn venster naar het kerkje van Neerbosch kijk is dat mijn realiteit op dit moment. Die ziet er anders uit dan de boevenjacht die de heer Wilzing vanuit Zwolle in beeld heeft. Nochtans beschouw ik jouw brief aan hem als een belangrijk referentiekader en dit is voor hem uiteraard een keihard authentiek stuk waar geen mens omheen kan. Zoals vanouds wil ik hieronder de gehele brief gedetailleerd becommentariëren. Vandaaruit ga ik over tot de huidige actuele situatie en zal ik trachten een mij persoonlijk rakende situatie te schetsen die nog om verdere verduidelijking vraagt.

1. Jouw brief van 23 juli 1995 aan de heer J.Wilzing
Je hebt je zeer veel moeite getroost om een gedetailleerde beschrijving van mijn karakter, eigenschappen en sociale factoren te geven. Het is goed dat je hebt getracht aan te geven over welke kennis ik beschik, de soorten contacten die ik onderhield en de soorten probleemsituaties die ik het hoofd heb moeten bieden. De hoofdfactor die voor snelle opname aanleiding was, was echter geen groot angstcomplex, uitputting wel, dat zeer zeker. Om eerlijk te zijn is er bij mij nooit enige sprake van angst geweest. Ik handelde volledig in overeenstemming met het loopbaanadvies van de heer Schaake, waarvan een van de hoofdelementen was 'Sla je eerste slag op eigen kracht'. Om die slag te kunnen slaan heb ik vooraf alle mogelijke militaire strategieën bestudeerd. Wellicht kun jij je nog een van mijn eerste brieven herinneren waarin ik heb geschreven "Ik ben bereid wel een nieuwe oorlog te beginnen, maar dan dienen de targets vooraf ook haarscherp te worden vastgesteld". Ik was dus ook op de tegenaanval van de vijand voorbereid op 30 april 1993. Tijdens mijn opleiding bij de School Reserve Officieren der Cavalerie van het Regiment van Boreel heb ik in een 'Kleine Oorlogsvoering' net voldoende ervaring opgedaan om een confrontatie met de vijand het hoofd te bieden. Ik heb de linies op De Beerendonck doorbroken op dezelfde wijze als ik tijdens de kleine oorlogsvoering heb geleerd. Er kwam wel een emotionele terugslag, maar die had ik jou ook in dezelfde brief voorspeld. Vooral is gebleken hoe ondeugdelijk het Nederlandse politiekorps in die tijd functioneerde. Die organisatie was zo lek als een mandje. Er is geen sprake geweest van vermeende dreigementen. Alle beschrijvingen zijn waarheidsgetrouw en om de werkelijkheid exact bij de kop te pakken: Ik was eigenaar van het handelsmerk Instituto Cervantes in de Benelux. Zo stond ik ook in het Benelux-merkenregister beschreven. Dat register is openbaar. Voeg daaraan toe dat mijn interview voor Radio Nederland Wereldomroep in 1989 in geheel Spanje en Midden- en Zuid-Amerika kan zijn getaped, dan kun je je er wel een voorstelling van maken welke ongure types er op mij af zijn gekomen. Enige tijd geleden las ik een boek over ene Steve Brown, die nadat hij met zijn criminele activiteiten was gestopt en zijn medewerking aan de Nederlandse overheid had toegezegd, in Amsterdam de Colombianen bij hem over het dak zag kruipen. Ik heb ze bij mij niet alleen over het dak zien lopen, maar persoonlijk door de politie en de beveiligingsdienst van het Winkelcentrum Dukenburg van het dak laten verwijderen. Op de dag dat ik - op jouw advies - de Nijmeegse politie - in gemoede - had laten weten dat ik het Telegraafartikel over de voormalige rector van het Westfries Dagavondcollege een bedreigende situatie vond, had ik de reactie na mijn terugkomst uit Leeuwarden op diezelfde dag uiteraard verwacht. Toen zij - in mijn beleving - bij mij aan de deur stonden, heb ik normaal - als elke soldaat in een dergelijke oorlogssituatie - dekking gezocht en een overvalteam besteld. Dat heeft niets met angstcomplexen te maken. De partijen die nadien in de situatie hebben geïnterveniëerd kwamen mij eerder angstig over op een moment dat ik in mijn beleving de situatie volledig onder controle had. Twee van die partijen waren het RIAGG en de Dienst Slachtofferhulp. Het eerder gemelde boek over Steve Brown geeft aan dat de Dienst Slachtofferhulp mede werd aangestuurd door een bestuurslid van de door de heer Brown opgerichte Stichting Happy Family te Amsterdam. Browns advocaat Mr. Jan Boone verbiedt dit boek aan te halen. Ik vind echter dat de Hoge Raad zich daar maar over moet uitspreken. Ik heb slechts gehandeld in het kader van het loopbaanadvies dat ik als een heilige missie heb beschouwd en in dienst van de staatsveiligheid. Jouw opmerking dat ik orde trachtte te scheppen in de grote hoeveelheid informatie binnen de krachtige velden van tegenstrijdige belangen waarbinnen ik een spilfunctie vervulde (dit zijn even mijn eigen woorden) is volstrekt juist. Dat betreft ook de zekerheidsgraad van mijn werkzaamheden, zeker gezien het feit dat mij vooraf geen enkele financiële toezegging is gedaan voordat ik aan mijn missie begon. Met het laatste stuk van de eerste bladzijde ben ik het volledig eens.

Ik ga naar blz. 2
Ook die eerste zin is volstrekt juist. Ik ben inderdaad een perfectionist en doe niet graag een uitspraak of stap voordat ik een situatie grondig heb bestudeerd en de consequenties vooraf heb afgewogen. Niet alleen stonden eruditie met levenservaring mijn ontwikkeling in de weg. Het was vooral mijn zoektocht naar betrouwbare samenwerkingspartners, die ik tot op heden helaas nog niet heb kunnen vinden. Ook stonden de maatregelen van het RIAGG en de Dienst Slachtofferhulp mij in de weg. Het is verbijsterend om je te realiseren op welke wijze Slachtofferhulp/Happy Family zich van de situatie meester heeft gemaakt. Ik zal hier niet meer op terugkomen zodra het geen nieuwe gegevens toevoegt aan hetgeen ik je reeds heb geschreven, maar dat ik door die dienst gedwongen ben om het 'geneesmiddel' Tegretol te slikken is toch wel een zeer ernstige aangelegenheid. Het heeft de voortgang van de ontwikkeling van het Beleidsplan Instituto Cervantes Benelux inmiddels vele jaren vertraagd. Ik heb dus geen ander oordeel dan dat ik door die dienst ben vergiftigd. Het doel lijkt mij evident.
De onbeantwoorde liefde was ook geen hoofdfactor. In mijn eerste huwelijk heb ik best wel liefde gekend, maar aan dat eerste leven is wel een eind gekomen. Ook in mijn laatste werkkring heb ik collegiale liefde ontmoet. Bij de Baak/Nieuw Elan werd ik inderdaad met dezelfde bedrijfsproblemen geconfronteerd als in de moeilijke tachtiger jaren. Het is echter niet zonder reden dat ik om jouw medewerking heb verzocht bij de totstandkoming van mijn toenmalige laatste wilsbeschikking ten behoeve van de in jouw brief niet met name genoemde persoon. Zoals ooit de Heer OTTENHOFF een belangrijke bondgenoot is geweest in het bestrijden van het ernstige maatschappelijke probleemgeval waarvoor ik ooit medeverantwoordelijkheid heb gedragen, zo beschouw ik ook deze persoon als de tweede bondgenoot in diezelfde strijd. Ik ben blij dat ik jou goed door de Nederlandse molen heb kunnen halen en hoop dat het verlies van je stukje 'onschuld' niet leidt tot de creatie van een stukje 'schuld'. Blijf dus jezelf! Voor hetgeen je in de tweede alinea hebt geschreven heb ik grote bewondering. Ik denk ook dat het tot nadenken stemt. Natuurlijk volbrengen we de laatste kilometers van de tocht wel samen. Ik ben echter van mening dat het soms noodzakelijk is langs gescheiden wegen naar hetzelfde doel te lopen en uiteraard is een streep onder het verleden niet mogelijk. Ieder is verantwoordelijk voor zijn daden en zal daar altijd op worden afgerekend. Dat neemt niet weg dat ook mijn vrienden tijd, ruimte en gelegenheid geboden moet worden om op hun eigen wijze de maatschappelijke problemen waarmee zij worden geconfronteerd op hun eigen wijze te kunnen benaderen. Ik denk hierbij met name aan mijn vriend die een zware verantwoordelijkheid draagt voor de luchtverkeersveiligheid. Natuurlijk is ons gezamenlijke karwei nog niet af. Het einde is echter wel in zicht. Ik blijf daarbij mijn toezegging herhalen dat deze van kracht blijft. Ik vind echter wel dat je de consequenties van je handelen nauwgezet onder ogen moet blijven houden en de te nemen stappen op het juiste moment zet. Gezien alle informatie die rond het door ons besproken thema thans via de officiële kanalen wordt geopenbaard staat daarbij de veiligheid van de Staat der Nederlanden en de Europese Unie primair. Ik hoop dat je je daarvan rekenschap geeft. Op het thema 'Halbertsma' wil ik hierbij ook nog iets dieper ingaan. Ik heb besloten vanaf heden te spreken en te schrijven over Collega Halbertsma. Wat zij als collega voor mij heeft betekend heb ik je laten lezen in de afscheidsbrief van juli 1991. Jij vond het 'een prachtige brief' en hebt het uitgelegd als 'liefdesbrief'. Ik vind echter dat de term 'verliefdheid' de lading niet dekt. Spreek je over 'liefde', 'menselijke, collegiale liefde', dan is dat zeer zeker het geval. Ik heb dat zelfs op mijn laatste werkdag tot uitdrukking willen brengen door haar een bos van vijftig rode rozen op haar huisadres te laten bezorgen. Hierdoor heb ik eveneens haar echtgenoot hiervan deelgenoot willen maken. Dus geen 'achterklep' 'but straight'. Een mens moet weten waar hij of zij aan toe is als hij of zij met mij te maken heeft. Voor eigen interpretaties zonder overleg neem ik uiteraard geen enkele verantwoordelijkheid. Ook ik beschouw haar vanuit een sociologische invalshoek en vanuit de verantwoordelijkheid die zij toen droeg en ook thans nog draagt. Vanuit mijn eigen ervaringen durf ik onder ede te verklaren dat ik nimmer een 'onfrisse praktijk' van haar heb waargenomen. Integendeel. Ik heb haar ook altijd Doña Perfecta genoemd en in mijn case N.I.E.T.S. B.V. niet voor niets 'Angela Vincente'. Als je zuiver handelt zul je altijd winnen. De persoonlijke binding die ik - nog steeds - met haar ervaar heb je op de begraafplaats te Grouw - waarheen jij mij ooit hebt gevoerd - door eigen waarneming kunnen vaststellen. De recente gebeurtenissen rondom de Criminele Informatie Dienst Kennemerland tonen aan in welk maatschappelijk klimaat wij in de periode 1989-1991 ons werk moesten doen in Hoofddorp. Hoofddorp maakt deel uit van de regio Kennemerland. Het virus dat onder dat politiekorps had toegeslagen zal uiteraard ook verschillende medewerkers van de Nieuw Elan-organisatie hebben aangetast. In dat geestelijke klimaat waren er vanaf eind oktober 1989 twee personen verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de Nieuw Elan-organisatie: Van der Heijden en Halbertsma. Teneinde de situatie goed te stroomlijnen hebben wij al vanaf het allereerste begin duidelijke afspraken gemaakt m.b.t. de besluitvorming. Zoals je uit mijn getuigschrift kunt opmaken werd ik uiteindelijk verantwoordelijk voor het office-management (de kantooraangelegenheden dus) en de automatisering.

Los van de andere verantwoordelijkheden die mij in een later stadium zijn toebedeeld. Collega Halbertsma leidde als voorzitter de projectleidersvergadering waarin alle projectleiders verantwoording dienden af te leggen. De afspraken werden door mij genotuleerd, door Collega Halbertsma naar waarachtigheid gecontroleerd (d.w.z. zij controleerde of datgene wat ik had opgeschreven ook daadwerkelijk was gezegd) en in de daaropvolgende projectleidersvergadering vastgesteld. De notulen werden - m.u.v. ziekte - altijd afgesloten met John/Liesbeth. In die zin vormden wij een absolute eenheid. Een ander verhaal is het zogenaamde toenmalige 'Stage Banen Bureau'. Ook dat hebben wij onder controle proberen te krijgen. Ik had daarin echter geen directe verantwoordelijkheid m.u.v. de bestandsopschoning die ik in samenwerking met de toenmalige 'managers' van dat bureau moest doorvoeren. Ik ben daarbij toen op grote weerstanden gestuit. Collega Halbertsma was daarbij de mening toegedaan dat de betreffende 'managers' daarin een eigen verantwoordelijkheid hadden. Je zult begrijpen hoe groot de werkdruk en de stress was waaronder wij onze werkzaamheden moesten verrichten. Er was zeer zeker grote schoonmaak nodig en ik ben de eerste geweest die de 'heidebezem' ter hand heeft genomen. Er hebben mij in de wandelgangen toendertijd ook wel geluiden bereikt over cursisten die de door hen gesignaleerde interne organisatieproblematiek in de cursusgroepen ter discussie gingen stellen. Ik weet niet of jij één van hen bent geweest, maar zo terugblikkende denk ik dat dat wel het geval is geweest. Daar kun jij beter zelf een uitspraak over doen. In de gevallen waarbij het interne reorganisatieproces door cursisten in gevaar werd gebracht heb ik geadviseerd die cursisten te verwijderen. Wij waren toen niet gediend met oppositie. De klus was al zwaar genoeg. Ik houd mijn Collega Halbertsma formeel niet verantwoordelijk voor jouw cursusverwijdering. Die verantwoordelijkheid is door jouw projectleidster in de projectleidersvergadering genomen en dat Collega Halbertsma nadien deze beslissing in een latere ontmoeting met haar handtekening heeft bekrachtigd is een formeel juiste procedure. Voor ernstige probleemgevallen was uiteraard directeur Hortensius zelf verantwoordelijk. Hortensius had echter wel meer een specifieke functie op het gebied van de externe relaties. Aangaande het interne stuk hield ik mij in NOORDWIJK later als Stafmedewerker Algemene Zaken nog met een aantal zaken van algemene aard bezig. Dat betrof ook uitgaande brieven die door mij werden geschreven en werden voorzien van de naam en handtekening van de heer Hortensius. Hoewel niet van belang voor jouw zaak is dit voor mijn persoonlijke toekomst wel vermeldenswaardig.

Ik ga naar blz. 3
Jouw opmerkingen over de 'glazige ogen' van mijn 'collega' van het 'Spanjeproject', waarmee elke vorm van goede samenwerking onmogelijk is gebleken, heeft bij mij inderdaad het beeld opgeroepen van een 'drugslijn dwars door de Baak'. Concrete bewijzen heb ik hiervoor echter niet. Er was wel een of andere onduidelijke samenwerking met mijn voormalige zakelijke 'partners'. Ik waag mij echter niet aan een beoordeling. Nu de onderhavige problematiek verder in de openbaarheid is gekomen neem ik aan dat de Minister van Justitie op korte termijn zal overgaan tot de aanstelling van een Rechter van Instructie, die de problematiek aan een nadere toetsing zal onderwerpen. Als mijn voormalige 'partners' hun reis naar Colombia hebben ondernomen om het belang van de Staat der Nederlanden te dienen verdienen zij uiteraard een pluim. Maar dat kunnen zij het beste maar zelf aan de Rechter van Instructie uitleggen. Dat geldt overigens ook voor hun overige vrienden. Deze zaak gaat mij verder uiteraard niet aan.
Jouw aan een functionaris beschreven schets van de toenmalige problematiek bij de Baak beoordeel ik als juist omschreven. Ik ben daarbij wel van mening dat de huidige directie van de Baak aangaande de oplossing van deze situatie volgens mijn waarnemingen in alle opzichten correct heeft gehandeld. Sterker nog: In vergelijking met de wijze waarop een soortgelijke problematiek door de leiding van het Haarlemse politiekorps is benaderd heeft de Baakdirectie een unieke voorbeeldfunctie vervuld dat navolging verdient. Ik ga mee terug naar de beschrijving van mijn persoon. Het is goed dat je stelt dat je je onthoudt van psychiatrische terminologie. Die is op mij uiteraard op geen enkele wijze van toepassing. Ter illustratie is het waarschijnlijk aardig hierin nog even te memoreren dat ik in die eerste tijd van 'opname' te maken had met een behandelend 'arts' die rechtstreeks afkomstig was van een forensische kliniek, waarin hij dagelijks te maken had met zware forensische psychiatrische patienten. De naam was Jim Roosenboom. Het is uiteraard vanzelfsprekend dat deze situatie zeer sterk het beeld van zijn omgeving bepaalde. Ook deze mensen ontkomen niet aan het Jungiaanse verschijnsel van beeldprojectie. Ik heb deze man derhalve tijdens een van onze eerste ontmoetingen een verslag geschreven met daarin een omschrijving van de daadwerkelijke situatie. Ik heb van hem - met verwijzing naar het Medisch Tuchtcollege - geëist dit rapport in mijn dossier op te bergen. Nadien zijn de ogen van mijn 'therapeuten' gaandeweg opengegaan en is een extra patient - ter dekking van de exploitatiekosten - aan de gespreksgroep toegevoegd. Ik ben jou zeer erkentelijk voor mijn karakterbeschrijving. Je begrijpt overigens wel dat ik anders tegen de nationale 'kwaal' aankijk dan jij. Ik kijk ook anders tegen de Noord-Amerikaanse samenleving aan, die uit onze Europese samenleving is voortgekomen en niet andersom. Ik kan mij verder helemaal in jouw omschrijving vinden. Een buitengewoon knap staaltje van observatievermogen.

Blz. 4
De in de derde alinea genoemde oude tegenstander is inmiddels - zoals je reeds weet - enige tijd geleden overleden. Ik maak mij echter nog steeds grote zorgen over de invloed die zijn nazaten nog kunnen uitoefenen. Zo is enige tijd na een officieuze ontmoeting tussen Zijne Koninklijke Majesteit don Juan Carlos en Hare Majesteit Koningin Beatrix te Madrid op de parkeerplaats voor Paleis Soestdijk de agenda van Hare Majesteit onder de ogen van de Koninklijke Marechaussee uit de auto van hoofdinspecteur Lamèris van de Dienst Beveiliging Koninklijk Huis gestolen. Ik ben om die reden in april vorig jaar naar Paleis Soestdijk getogen en heb de aldaar dienstdoende wacht letterlijk de wacht aangezegd en medegedeeld dat dat 'onvergeeflijk' is. Deze Koninklijke wacht heeft mij daarbij toegegeven dat dat 'inderdaad slordig was'. Ik neem aan dat het je daarom duidelijk zal zijn wat ik van de Koninklijke Marechaussee verwacht.
Ik heb mij in dit verband ook zorgen gemaakt over de vernielingen van het oorlogsmonument aan de Loonsebaan te Vught en de onthullingen over de buitenechtelijke kinderen van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard welke hij klaarblijkelijk heeft verwekt bij een Engelse Lady met de naam Ann Maitland. De grondlegger van de Baak is de heer Mr C.E.J. Maitland. Dat geldt evenzeer de onthullingen omtrent het voormalige NSDAP-lidmaatschap van Zijne Koninklijke Hoogheid. Dit is een stoot onder de gordel die onze Koninklijke Familie veel leed heeft bezorgd. De Prins kan daarop niet worden afgerekend. Ik ben deze mening toegedaan omdat ik vind dat ik ook niet afgerekend mag worden op het feit dat ik bestuurlijke verantwoordelijkheid heb gedragen voor een organisatie die ten gevolge van haar merkwaardige juridische constructie in de tijd dat ik daaraan was verbonden een maatschappelijk probleem vormde. Ik heb een jarenlange strijd moeten leveren om mij van die organisatie te distantiëren. Ik vind overigens dat de voormalige genoemde opponent niet beoordeeld mag worden op zijn NAZI-verleden. Ieder mens heeft het recht om zich te rehabiliteren. Nochtans vond ik het wel zorgwekkend dat de betrokken groepering klaarblijkelijk was overgegaan tot het inzetten van criminele organisaties als de Hells Angels, zoals dat door Professor Fijnaut recentelijk is aangegeven. Ik wil hiermee ook kwijt dat deze situatie mij als lid van de Lions-organisatie een zeer ernstig persoonlijk dilemma heeft opgeleverd. Als Lion dienen wij ons immers te houden aan een erecode waarbij wij elkaars belangen dienen. Het overlijden van deze 'fellow Lion' heeft mij derhalve van een ernstig persoonlijk probleem verlost. Nochtans ben ik van mening dat de aantijgingen richting Koninklijk Huis afgelopen moeten zijn. I Love Her Royal Majesty! Ook jouw opmerkingen over therapeuten zijn juist. Ik spreek liever met kerkelijke functionarissen. Deze gesprekken worden echter niet door de bedrijfsvereniging vergoed. De enige genezing die mij rest is de genezing ten gevolge van de vergiftiging met de eerder genoemde chemicaliën. Toen ik het verhaal van Steve Brown had gelezen heb ik gelijk alle medicijnen door het toilet gespoeld en dat aan mijn huisarts gemeld met het advies dat boek ook door de verantwoordelijke van de BVG te laten lezen, zodat hij kon zien op welke wijze de heer Brown het GAK voor 40 miljoen had getild. Ik vind het goed dat je mijn onvrede over de gestelde 'diagnose' aan de heer Wilzing hebt gemeld. Ik ben ook gelukkig met jouw kritische opmerking aangaande mijn geloofwaardigheid. Zeer veel dank!

Blz. 5
Eerste alinea: Volstrekt juist. Ik denk dat de heer Wilzing zich er thans wel van doordrongen is dat hij als 'diender' van de Staat der Nederlanden de belangen van het
Instituto Cervantes Benelux dient te ondersteunen. Dat doet hij ook. Jouw opmerkingen terzake zullen hieraan zeker hebben bijgedragen. De antropologische verklaring omtrent Collega Halbertsma vind ik persoonlijk echter niet ter zake doende.
Vijfde alinea: De zin "Volgens John was Snippe "een vriendje van Maris" die "genereuze beloningen" ontving" is niet juist. Je kunt wel stellen dat ik heb horen zeggen dat "Snippe een vriendje van Maris" was. Ik spreek daar overigens geen oordeel over uit. Of hij "genereuze beloningen" ontving, daar kan ik mij echt helemaal niets van herinneren. Daar weet ik echt helemaal niets van. Verdere opmerkingen heb ik al behandeld. De praktijk van het declareren voor 'niet gegeven adviezen' keur ik echter in alle opzichten af. Dit is volstrekt onacceptabel. Ik heb er ook geen moeite meer mee dat je deze mij vertrouwelijk verstrekte informatie thans hebt gecommuniceerd. Dit mag in onze samenleving niet meer voorkomen en dat geldt niet alleen ten aanzien van de heer Maris. "Ook Halbertsma reageert niet op mijn vragen. Zij presteerde het samen met Ravenstein John een grote leugen te notuleren zonder dat hij dit wist." Tegen deze opmerking teken ik - in het licht van het hier eerder beschrevene - protest aan. Ik ben echter wel van mening dat Collega Halbertsma op grond van deze situatie bij zichzelf te rade dient te gaan of zij het persoonlijke contact met deze voormalige projectleidster nog kan handhaven. Zij dient zich daar ernstig op te bezinnen, zeker gezien het feit dat ik in 1991 het veld heb moeten ruimen en de desbetreffende projectleidster na enige tijd afwezigheid weer ter assistentie van Mevrouw Halbertsma in dienst is genomen. Dit kan natuurlijk niet, naar mijn mening.

Blz. 7
Aangaande 'krankzinnigheid' heb ik mijn reactie al gegeven. Ik herhaal dat ik slechts ondergedoken heb gezeten in het Radboudziekenhuis. Ik kon er lekker tot rust komen en daar houdt alles mee op. Verder een prima verhaal. Nogmaals dank.

2. Huidige actuele situatie
De tussentijdse contactstop heeft mij wel ruimte gegeven om mij meer te richten op mijn toekomstige werkzaamheden. De opbouw van het Instituto Cervantes Benelux staat hierbij voorop. Daarbij is het boek 'Operatie Delta' van Middelburg en Van Es voor mij een belangrijk referentiekader geworden en dan neem ik je daarbij in gedachten mee terug naar de memorabele laatste week van april 1993 waarin rector Kray had gesteld dat het onderwijs 'gecriminaliseerd' zou zijn. Ik heb dit probleem inderdaad vanuit zijn brede omvang op tafel gezet. Ik had ook kunnen kiezen voor een eenvoudig telefoontje met die betrokken rector. Ik vond de gesignaleerde problematiek echter te ernstig om dat af te doen met een telefoontje. Per slot van rekening ben ik een van de mede-initiatiefnemers van het erkend particulier mondeling onderwijs, waaraan ik gedurende vele jaren belangeloos mijn bijdrage heb geleverd. Ik trok die situatie dus op mijn persoonlijke eer.
Er is nog geen verband aangetoond tussen de liquidatie van de heer J. van der Heijden te Alkmaar op 10 april 1993 en de uitspraak van de heer Kray, maar de zaak wordt echter wel vrij transparant. Ik denk dat het goed is dat je enig beeld hebt van de acties die ik met betrekking tot de oplossing van deze problematiek heb genomen. Ik begin in mei 1995. Ik kreeg toen van de directie van het Instituto Cervantes te Alcalá de Henares de mededeling thuis dat ik mij in het vervolg diende te onthouden van het gebruik van mijn handelsmerk. Ik heb daar naar bevind van zaken op gereageerd en verzocht daarbij Rechter Baltasar Garzón in te schakelen. De toenmalige Spaanse regering was toen immers in opspraak vanwege haar aandeel in de moorden van de zogenaamde Grupos Antiterroristas de Liberación, de zogenaamde GAL-affaire. Hieruit bleek dat er in het verleden onder verantwoordelijkheid van de Spaanse regering politieke tegenstanders waren geliquideerd. Ik heb de Spaanse directie derhalve gemeld dat ik pas tot overleg met hen bereid ben nadat de liquidatie van mijn naamgenoot is opgelost. In een publikatie van de Telegraaf in september van vorig jaar las ik dat de heer Van der Heijden met medeweten van het CID Kennemerland zou zijn geliquideerd. Ik heb de Minister van Justitie hierop verzocht hiernaar een onderzoek in te stellen en gemeld dat de heren Langendoen en Straver van het politiekorps Kennemerland verantwoordelijk zijn voor het onderzoek naar de doodsoorzaak van de heer Van der Heijden. Deze zaak is verder in de parlementaire enquêtecommissie aan de orde gesteld. In eerste instantie heeft professor Koekkoek hierover Procureur Generaal Mr. graaf van Randwijck aan de tand gevoeld, die daarbij heeft geantwoord dat er een "onderwijs- c.q. onderzoeksrichting" zou zijn. Na de verdere verhoren goed te hebben gevolgd heb ik de posities ter discussie gesteld van staatssecretaris en oud-burgemeester Schmitz, baron de Beaufort, de heer Van der Veen en uiteraard de heer Langendoen. Ik heb daarbij de Koninklijke weg bewandeld en heb begrepen dat de heer Maarten van Traa in mijn voetsporen is getreden. Deze zaak wordt natuurlijk verder uitgezocht totdat de onderste steen boven is gekomen. En daaraan kun jij natuurlijk een belangrijke bijdrage leveren. De vraag die mij nog bezig houdt is hoe de heer Kray aan die beeldvorming is gekomen. Is het louter een persoonlijke frustratie of heeft hij gereageerd in de richting van mijn voormalige organisatie waarvan ik mij de naam niet meer wens te herinneren? Ik heb de redactie van de Telegraaf thans verzocht mij hierop het antwoord te laten doen toekomen.

3. Nog te verduidelijken situatie
"De geestrijke ridder Don Quijote de la Mancha"
van don Miguel de Cervantes y Saavedra begint met de historische woorden: "In een dorp in La Mancha, waarvan ik mij de naam niet meer wens te herinneren, woonde eens een edelman die........."
Zo heb ik in 1985 al besloten mij los te maken van een organisatie waarvan ik mij de naam ook niet meer wens te herinneren. In mijn streven om alle hispanistische Nederlandstalige belanghebbenden onder de 'parasol' van de Stichting Cervantes Benelux te scharen ondervind ik echter nog steeds zeer veel weerstand. Naar mijn overtuiging bestaan er vooroordelen. Mijn plan heeft geen kans van slagen als die vooroordelen niet worden doorbroken. De misstanden die thans aan het licht komen bij het politiekorps Kennemerland hebben echter inderdaad veel raakvlakken met de problematiek waarmee ik bij Nieuw Elan in de periode 1989-1991 persoonlijk ben geconfronteerd. Het betrof vooral de tegenwerking van het zittende personeel, dat nadien - onder mijn druk - het veld heeft moeten ruimen. Een soortgelijke problematiek tref ik aan in een artikel van Trouw van 5 april jl. met de titel "Waar Langendoen was, was ruzie". Ik beveel jou dit artikel graag onder je aandacht aan. (Ik herinner mij dat je mij vlak voor het verhoor van de heer Langendoen hebt gebeld. Er cirkelde toen een heli boven mijn huis). Heel duidelijk komt in het artikel naar voren hoe moeilijk het voor de leiding was om toegang te krijgen tot de informatie die Klaas Langendoen beheerde. De obstructie van hem en zijn medewerkers komt sterk overeen met de geheimzinnige houding van onze bekende figuur met de 'glazige ogen' die onze goede vriend Maris aan de projectgroep Nieuw Elan Internationaal had opgedrongen. Veel meer wil ik er niet over kwijt, met uitzondering van de vijf miljoen die Langendoen ergens heeft laten verdwijnen en waarvan men niet weet waar dat bedrag terecht is gekomen. Als dat bedrag wordt opgespoord weet ik wel een leuke bestemming. Enkele weken geleden heb ik bijgaand 'Mission Statement' van de Stichting Cervantes Benelux aan enkele 'hotemetoten' doen toekomen met het verzoek een financiële bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het Beleidsplan Instituto Cervantes Benelux en de mededeling dat de Stichting Cervantes Benelux geen giften accepteert welke aantoonbaar afkomstig zijn uit crimineel vermogen, tenzij deze in het kader van de Pluk-ze Wetgeving rechtmatig zijn verkregen...... Men staat nog niet te dringen om de goede gaven over te maken, maar dat tij zal weldra keren. Mijn deur is voor jou nog niet gesloten. Integendeel. Maar het is wel goed dat we ieder afzonderlijk ons eigen gevecht via gescheiden circuits blijven voeren. Laten we daar maar een ruime tijd voor aanhouden. Uiteindelijk komen we uit bij het beoogde doel........ Good Luck! Bijlage: Mission Statement van de Stichting Cervantes Benelux

23 APRIL 1996 TERUG NAAR SALAMANCA, TIEN JAAR DON QUIJOTE