WOENSDAG 5 MEI 2010

Terwijl de koninklijke bus met het kenteken AA 81 Wemeldinge binnenreed naderde ik op soortgelijke wijze als op 1 AUGUSTUS 1996 blinkend aan de Zeeuwse bevolking het voormalige eiland Walcheren. Bij het binnenrijden van het Britse grondgebied seinde ik toen op soortgelijke wijze naar de piloten van de mij ontvangende helicopter van de Royal Air Force. Het verkeer werd deze keer keurig naar een parkeerplaats van de OLAU-lijn aan de haven van Vlissingen geleid. Daar stonden pendelbussen klaar om de feestgangers naar het centrum van Middelburg te brengen. Enkele medepassagiers spraken over de voetbalwedstrijd NEC-AJAX van vanmiddag. Ik heb hen laten weten dat het niet de eerste keer zou zijn dat AJAX in Nijmegen zou verliezen. Ik heb dat al eens meegemaakt op ZONDAG 8 SEPTEMBER 1996, bekend als de NEC-SLAG OP DE MOOKERHEI. als vermeld in 29 JANUARI 1998 BRUSSELS LOF, 30 JANUARI 1998 IMPERIAL THOUGHTS TER ATTENTIE VAN PROF.DR. J.G. KNOL (BRIEF), 30 JANUARI 1998 IMPERIAL THOUGHTS TER ATTENTIE VAN PROF.DR. J.G. KNOL (FAXBERICHT), 14 APRIL 2003 NIEUW LEIDERSCHAP en 5 AUGUSTUS 2003 MY ROYAL MISSION. Wij werden om 10:30 uur bij het NS-station van Middelburg losgelaten. In een gezellig café aan de koninklijke route had ik na het nuttigen van een beker koffie met appelgebak een gesprek met een Engelsman uit TORQUAY. Ik heb hem van DE WAARHEID in kennis gesteld en hem mijn brief van 6 FEBRUARI 2007 uit BUCKINGHAM PALACE laten zien

en mijn postzegel.

Nadien heb ik mij in het wachtende publiek begeven. Ondanks al mijn mooie brieven heb ik geen uitnodiging ontvangen om tegelijkertijd met DE KONINKLIJKE FAMILIE het binnenterrein van DE ABDIJ te betreden. Maar mijn wachten werd al gauw beloond. Na enige tijd verscheen PRINS BERNHARD JUNIOR, de oprichter van het bedrijf RITZEN-KOERIERS.

Na het commando "even zakken" ging hij even vóór mij door de knieën voor een foto en vervolgde daarna handenschuddend zijn weg onder het toeziend oog van de SANTA HERMANDAD die in groten getale was opgekomen.

Hij had vooral belangstelling voor een ROZE fototoestel waarmee hij zijn broer PIETER-CHRISTIAAN op de gevoelige plaat vastlegde.

Hierna arriveerde HARE MAJESTEIT DE KONINGIN. Zij droeg geen RODE HOED deze keer, maar een fraai grijs hoofddeksel met een hemelsblauwe gloed die mij aan de kleur van DE VLAG VAN ARGENTINIË deed denken.

Zij werd gevolgd door ons aller PRINSES MARGRIET,

Commissaris van de Koningin KARLA PEIJS

en PIETER VAN VOLLENHOVEN. PRINSES MABEL kwam daar vrolijk naar mij wuivend achteraan. Aan haar zijde IR. DRS. J.F.B.C.D. VAN ORANJE.

In het kielzog van twee schoondochters van PRINSES MARGRIET

volgde PRINSES MÁXIMA. Hoewel zij mij op minder dan een meter afstand had benaderd had ik de indruk dat zij mij niet heeft herkend. Maar ik kan mij vergissen.

Zij had meer belangstelling voor de fotografen hoewel ik haar nog even op bescheiden wijze de kreet BUENOS AIRES heb toegeroepen.

En ook WILLEM-ALEXANDER - die hierna volgde - had meer oog voor zijn echtgenote (gelukkig maar!) dan voor de huidige voorzitter van de STICHTING CERVANTES BENELUX.

In dit verband heb ik nog wel gedurende vijf minuten in de lens van een televisecamera moeten kijken. Hiervan zijn echter geen beelden uitgezonden op de Nederlandse televisie voor zover ik heb kunnen nagaan. Maar wellicht heeft JEROEN SNEL er nog iets aan.

PRINSES LAURENTIEN, die ik al jarenlang als de toekomstige koningin van Nederland op het oog heb en wier moeder ik vorige week tijdens het CONGRES VAN D66 heb leren kennen, kwam ook uitgebreid van gedachten wisselen met mensen om mij heen.

PRINS CONSTANTIJN sloot hierna de rij.

Na de ontmoeting met deze reïncarnartie van KONINGIN WILHELMINA heb ik een wandeling door het centrum gemaakt

en na een gesprek met de heer ROLAND VAN BANNING van de Middelburgse grachtenrondvaart een bezoek gebracht aan DE ABDIJ, die mijns inziens deze keer voor mij gemakkelijker bereikbaar was door alle veilgheidsmaatregelen dan VEERTIEN JAAR GELEDEN.

Rond 30 april gedenk ik altijd alle koninginnen die een belangrijke rol in mijn leven spelen. Daarom spreek ik altijd over KONINGINNENDAG. Daarom ook nog speciale aandacht voor de Zeeuwse meisjes.

Tijdens de terugkeer per pendelbus werd ik door een Zeeuws mannenkoor vrolijk toegezongen met liederen als

O BRENG MIJ TERUG NAAR MIJN OUD TRANSVAAL en

DE KLOK VAN ARNEMUIDEN. Het was een onvergetelijke middag die ik heb afgesloten in het schilderachtig plaatsje VEERE, waar de tijd van HEYDANUS schijnt te hebben stilgestaan.

Ik citeer het Academisch Proefschrift van dr. M.F. van Lennep, Amsterdam, Johannes Müler, 1884, UBN Diss: AG 1884-21: "Sedert 1567, het jaar waarin VAN DER HEYDEN voor de tweede maal naar Frankenthal was vertrokken, was de toestand in het vaderland zeer veranderd. De inneming van den Briel en de vrijwillige overgave van verscheidene steden aan de zaak der vrijheid hadden de hoop bij de welgezinden doen herleven, en ofschoon de zon van voorspoed niet altijd aan een even onbewolkten hemel scheen, maar slechts al te dikwijls door zware tegenspoeden en rampen verduisterd werd, zoo was toch de verwachting van betere tijden te zien aanbreken algemeen. Wij zullen thans niet algemeen bekende historische bizonderheden herhalen, maar ons slechts met datgene bezig houden wat voor de kennis van het leven van GASPAR VAN DER HEYDEN belangrijk is, en vestigen daarom het oog op Middelburg.

Reeds vroeg had zich in die stad eene gemeente gevormd van hen die belijders waren der nieuwe leer, en sedert 1559 hadden zij in GELEIN JANSZ. D'HOORNE eenen trouwen en ijverigen leeraar die even als VAN DER HEYDEN in der tijd te Antwerpen, het schoenmakershandwerk beoefende, om der gemeente niet tot last te zijn. Tot in 1566 werden de bijeenkomsten in stilte gehouden en wel meestentijds ten huize van zekeren BOUWEN de Makelare, die evenals de voorganger D'HOORNE zelf, onder de door ALVA gebannenen voorkomt. In Juli 1566 begon men op Walcheren met de openbare prediking en in Augustus van datzelfde jaar werd men in Middelburg ook stoutmoediger en koos, daar de plek waar men gewoon was geweest in stilte te zamen te komen te klein was geworden voor het aantal belangstellenden, een pakhuis binnen de stad "achter het huis genaamd den gouden Leeuw in den Langendelft." Doch zoodra de overheid hiervan kennis had gekregen, werd de prediking aldaar gestuit en den predikant bevolen het rechtegebied der stad te verlaten. Daarop volgde de beeldstorm, waarvan ook Middelburg niet gespaard bleef, en het stedelijk bestuur was nu niet langer bij machte het prediken met geweld te beletten, maar poogde het door zachte middelen tegen te gaan. Dit alles was echter te vergeefs, want de openbare bijeenkomsten namen van dag tot dag toe en werden zelfs door de aanzienlijkste personen bijgewoond. Een kerkeraad vormde zich en de gemeente nam zeer in bloei toe. Men verkreeg van de regeering vergunning om in eene schuur buiten de Zuid-Dampoort, zeer gelukkig gelegen, de godsdienstige samenkomsten te houden, terwijl de overheid zelve met eene wacht voor de veiligheid der vergaderingen zorg zou dragen. Doch deze tijd van rust duurde slechts kort. Reeds in Februari 1567 werden de predikatiën verboden, en D'HOORNE week naar Engeland. Toen Vlissingen in April 1572 de zijde van den Prins had gekozen, waren zeker de meeste burgers van Middelburg zeer geneigd dat goede voorbeeld te volgen, waartoe zij nog door een brief van den Prins van 1 Mei werden aangespoord, maar de gouverneur, ANTONY VAN BOURGONDIË heer van WACKENE, was hiertoe niet te bewegen en liet strenge wacht houden omdat hij een aanval uit Vlissingen vreesde, die dan ook weldra plaats had, doch niet met gunstigen ailoop. Toen men zag dat men door overrompeling niets vermocht, begon men Middelburg in te sluiten, hopende het door den honger tot de overgave te dwingen. Het is hier niet de plaats dit gedenkwaardig beleg, dat bijna twee jaren duurde, nanwkeurig na te gaan. De Spanjaarden deden hun uiterste best om de stad voor den Koning te behouden en offerden er zeer veel voor op, maar de nood klom al hooger en hooger, en toen den 29sten Januari 1574 bij Roemerswael door de Prinselijke vloot, onder admiraal BOYSOT, eene schitterende overwinning op de Spaansche was behaald, die gekomen was om Middelburg te ontzetten, toen begreep MONDRAGON, die binnen de stad het bevel voerde, dat het tijd werd aan de overgave te denken. Zeer gunstige voorwaarden werden hem toegestaan, en den 18den Februari 1574 was de Prins meester van de hoofdstad van Zeeland, en hield er den 24sten van dezelfde maand zijnen blijden intocht.

Men zong:

"Wilt nu, ghy Nederlanden,
Te samen zijn verblydt,
Middelburch is in handen
Des Princen, nu ter tydt.
Den Prince van Orangien
Met zijn vorstelyck ghemoedt,
Dryft het crijchsvolk van Spaengiën
Wt Middelburgh met spoet.

Het is te begrijpen, dat spoedig na de overgave der stad, de Gereformeerde godsdienstoefeningen in eere waren hersteld. Ook GELBIN D'HOORNE liet niet lang op zich wachten, maar keerde terstond uit Engeland terug, en predikte waarschijnlijk voor het eerst op Zondag 7 Maart. Hij werd geholpen door de predikanten van Vlissingen, JACOBUS BASEBIUS en JOHANNES GEROBULUS, en door dien van VEERE,

JOHANNES VAN MIGGRODE, totdat er een ander vast leeraar in Middelburg zou beroepen zijn. Zij predikten, behalve des Zondags, nog tweemaal in de week, des Dinsdags en Donderdags, en wel over de Lijdensgeschiedenis, dewijl het nog vóór Paschen was, dat in dat jaar op 11 April inviel. De kerk hiertoe gebezigd was de St. Pieterskerk, gewoonlijk Noord-monster genaamd, waar ook de vergaderingen van het consistorie in vervolg van tijd werden gehouden. Deze kerk werd ook het eerst "gereinigd," dat is, van de Roomsche sieraden ontdaan, terwijl korten tijd daarna ook de St. Maartens- of Westmonster en de Abtdijkerk of Oostmonster, voor de Gereformeerde godsdienstoefeningen geschikt werden gemaakt. Daar er nog geen vaste kerkeraad gevormd was, werd door DEN PRINS VAN ORANJE, in overleg met de hierboven genoemde leeraren van Vlissingen en VEERE, die toen de classis van Walcheren uitmaakten, een tweede predikant voor Middelburg benoemd, en hunne keuze viel op GASPAR VAN DER HEYDEN. Den 8sten Maart, dag waarop de eerste vergadering werd gehouden van het door D'HOORNE te zamen geroepen provisioneel consistorie, werd aan hem reeds een beroepsbrief naar Frankenthal afgezonden. Men kan zich voorstellen, dat het VAN DER HEYDEN moeilijk moest vallen de gemeente van Frankenthal, die hem zeer lief geworden was, te verlaten, en dat dit in werkelijkheid zoo was, zien wij o. a. ook uit de voorwaarden, die hij te Middelburg bij het aanvaarden van zijn ambt aldaar stelde, maar hij kon bezwaarlijk weigeren te trekken, waar het vaderland hem riep, te minder dewijl hij daardoor aan eene der bepalingen van de Emdensche Synode ontrouw zou worden, die hij zelf als voorzitter had helpen vaststellen en bekrachtigen, en waarbij de predikanten in den vreemde werden vermaand, eene beroeping naar het vaderland toch vooral niet te weigeren. Hoe het zij, hij besloot te vertrekken, maar eerst alleen, terwijl zijne vrouw de zaken in Frankenthal regelen en hem later naar Middelburg zou volgen, indien zijne voorwaarden door de gemeente aldaar werden goedgekeurd. Hoe hebben wij nu te denken over het bericht, dat wij bij HOOGSTRATEN, KOK e. a. vinden, en dat ook TE WATER vermeldt, zonder het echter vast te durven verzekeren, dat VAN DER HEYDEN door Keurvorst FREDERIK VAN DE PALTZ tot hofprediker van diens zoon CHRISTOFFEL werd aangesteld en dezen vergezelde op zijnen tocht naar de Nederlanden, waar hij met de Graven LODEWIJK en HENDRIK VAN NASSAU op de Mookerheide den dood vond.

5 MEI 2010 NEDERLAND 65 JAAR BEVRIJD MET HET OOG OP DE WERELD